‘Het ruime hemelrond vertelt met blijden mond Gods eer en heerlijkheid’. Deze woorden van het eerste vers van de oude berijming van deze psalm roepen bij mij altijd iets op van de grootsheid van de schepping en wie ben ik die daarin past. Het leek mij daarom goed om deze psalm eens nader te bekijken.
De psalm bevat drie stukjes tekst die elk een aspect van het leven van de mens belichten. Allereerst besteedt de dichter aandacht aan de schepping; wat heeft God gedaan (2-7), vervolgens gaat het over de relatie tussen God en de mens; wat heeft God gezegd (8-11) en tenslotte verschijnt het individu ten tonele; een gesprek tussen God en het ik (12-15).


Bezig zijnde met het lezen van de teksten uit verschillende vertalingen kwam er vrijwel niets terug van de eerste regels, waarmee ik deze tekst begon. De verzen kwamen moeilijk over; wat heeft de auteur precies willen overbrengen?
In vers 3 begint de moeilijkheid om de tekst te verstaan. Het gaat over de dag die iets doorgeeft aan de volgende dag en de nacht die hetzelfde doet. Wat geven zij dan door?

In de meest oorspronkelijke vertalingen wordt gerept over de dag die spraak uitsproeit en de nacht die kennis verkondigt. Symbolische taal waarmee wordt aangegeven dat elke dag en elke nacht opnieuw de grootsheid van God kan worden ervaren of moet worden ervaren? Of niet symbolisch, maar werkelijkheid. Er wordt over gesproken of er moet over worden gesproken en nagedacht. Het is opmerkelijk dat de modernere vertalingen deze woorden weglaten en alleen het woord ‘het’ naar voren brengen, waarmee sneller over het vorige vers wordt heengegaan. Maar misschien ook wel om de moeilijkheid van wat precies wordt bedoeld, te ontgaan.

Vers 4 gaat dan verder met de ontkenning dat er spraak of woorden zouden zijn en dat de stem niet wordt gehoord. Opnieuw zo’n moeilijke zin. Waarom in vers 3 dat de dag ‘spraak’ laat horen en in vers 4 dat er geen ‘spraak’ is. Moet vers 3 toch symbolisch worden gelezen en dat de grootheid van God en zijn schepping innerlijk moeten worden verstaan en ervaren? Er behoeft niets te worden gezegd; de mens moet het zonder verkondiging begrijpen. Door te schouwen wordt de grootheid en schepping ervaren. In de andere vertalingen worden ongeveer dezelfde woorden gebruikt voor het woord ‘het’ uit het vorige vers. Niettegenstaande de ontkenning over de spraak in het vorige vers gaat vers 5a verder met: ‘dat de woorden/de taal over de gehele aarde tot aan het einde der wereld worden/wordt verkondigd.’ Alles bij elkaar is het in de verzen 3-5a een wonderlijke tekst over een spraak, die geen spraak is en toch wordt verkondigd aan de gehele aarde, maar niet wordt gehoord.

Vanaf vers 5b staat het verdere van deze perikoop in het teken van de zon. De psalmist begint met te vertellen dat God in de wereld een tent heeft gemaakt voor de zon. In een noot vertelt GN dat de tent moet worden gezien als nachtelijk verblijf van waaruit de zon in de morgen vertrekt en des avonds daarin terugkeert. Vervolgens wordt in vers 6 de zon vergeleken met een bruidegom die in het bruidsvertrek (de tent) komt om jubelend zijn pad te gaan lopen. Waarom de NBV hier de Hebreeuwse tekst vertaalt met ‘bruidsbed’ is niet duidelijk. Gezien de andere vertalingen van ‘bruidsvertrek’ lijkt dit op een erotische bijbedoeling? Ook vers 6b wordt door de NBV vertaling anders weergegeven. De andere vertalingen geven aan dat de zon begint met zijn omgang langs de hemel, en daarmee het volgende vers (7) introduceert, terwijl in de NBV vertaling de zon reeds voort rent en daarmee niet aansluit aan het volgende vers. Ook hier weer de vraag waarom een afwijkende niet juiste vertaling.

In de tweede perikoop ( 8-11) van deze psalm gaat het over het woord dat God heeft gesproken; richtlijnen, geboden, uitspraken, etc. Ook in deze perikoop zijn de vertalingen soms zo uiteenlopend dat je, je afvraagt wat heeft de dichter willen overbrengen. In vers 8b bijvoorbeeld, wordt gezegd dat het getuigenis van de Heer (datgene dat hij afkondigt) betrouwbaar is en dat het wijsheid geeft aan - en dan volgen verschillende vertalingen – slechten, onverstandigen, onwetenden, onervarenen en eenvoudigen. Dit zijn vijf kenmerken voor een mens die alle een verschillend en uiteenlopend beeld oproepen. Waarom dan zoveel uiteenlopende vertalingen is mij niet duidelijk.
In deze drie verzen worden de voorschriften van God – in verschillende bewoordingen - zes keer naar voren gebracht en hierbij steeds vermeld welke betekenis zij hebben. De psalmist heeft zich dus uitgeput om de wet van God duidelijk voor het voetlicht te brengen en deze was niet alleen voor hem van essentieel belang, maar ook voor zijn lezers uit zijn tijd. In welke mate zijn deze woorden nog opportuun voor de lezers in deze tijd en voor de mens die deze woorden niet leest?

In deze laatste perikoop (12-15) komt de relatie tussen God en het individu ter sprake; de psalmist gaat in de houding van een dienaar staan; wil de wet houden en vraagt vrijspraak van de begane zonden. In het eerste vers (12) laat hij zich (ernstig) vermanen door de wet, de NBV vertaalt dat de wet de dienaar verlicht, hetgeen toch iets anders is dan vermanen. Dit laatste komt toch dwingender over. In het tweede deel van dit vers wordt verteld dat het zich houden aan de wet rijkelijk wordt beloond.
In vers 13 wordt gesproken van ‘dwalingen’ die moeilijk zijn te onderscheiden. Dit suggereert dat ze er wel zijn, maar dat ze niet (altijd?) worden herkend. Wat de dwalingen zouden inhouden wordt niet benoemd. Ook hier vertaalt de NBV anders; zij spreekt van fouten die niet worden herkend. Een fout is echter geen dwaling meer; de dwaling is dan een fout. Een geheel andere vertaling en een interpretatie die niet stoelt op de oorspronkelijke tekst.
In vers 14 wordt door de dichter gevraagd, de hoogmoed niet te laten heersen over hem, dan zal hij bevrijd zijn van mogelijke misstappen en oprecht/onberispelijk/onkreukbaar zijn.

In het laatste vers vraagt de psalmist dat zijn overpeinzingen zuiver mogen zijn en dat zijn spreken de goedkeuring van God kan wegdragen en hij besluit met de stelling dat de Heer zijn rots en verlosser is. Groot Nieuws vertaalt met ‘u bevrijdt mij’; dit is een algemene term die gevoelsmatig veel minder inhoudt. Ik lees in het laatste vers dat God de verlosser wil zijn voor diegenen die hem volgen. Voor de Israëliet is God de verlosser, evenals Hij de barmhartige is voor de moslim. Voor de christen echter is Christus de verlosser, hetgeen niet gelijk is aan het voorgaande.

Piet Beishuizen